
Toen navigatiesystemen begin deze eeuw voor het grote publiek op de markt kwamen ontmoette de fysieke ruimte met straten en bomen, dorpen en steden op grote schaal een virtuele ruimte. Het verschil met de klassieke kaart was dat bestuurders nu ook beslissingen lieten nemen door algoritmes. Er ontstond een vertrouwensrelatie met een algoritme. Sla rechtsaf, linksaf, ga rechtdoor, keer om. Je gaat goed, zolang de auto en virtuele ruimte op het beeldscherm van het systeem overeenkomen met jouw auto in de fysieke ruimte. En gaat het niet goed? Dan vormt dat soms de fysieke ruimte op onverwachte manieren (zie, uit 2008: http://themobilecity.nl/2008/02/19/sat-nav-mishaps/).
In 2022 heeft de hybride ruimte, waarin fysieke en virtuele ruimte elkaar ontmoeten en waarbij initiatieven in het één het ander beïnvloeden en vice versa, nog steeds groeipijnen. De hybride ruimte blijft een soort wilde westen. Dit zorgt dat we (ongevraagd) onderdeel kunnen worden van verandering van onze omgeving en instituten. Maar we kunnen ook verandering vormgeven, door nieuwe initiatieven en betekenislagen te creëren. En we kunnen met anderen in de hybride ruimte onderzoek doen, zoals in multi-, inter- en transdisciplinaire onderzoeksvormen.
Er ontstaan zo gedeelde speelvelden rond gemeenschappelijkheden als onderwerpen en plekken waar netwerkinitiatieven – ondersteund door de nog steeds toenemende digitalisering – vormen van beweging creëren die de fysieke ruimte en de formele inrichting ervan uitdagen en veranderen. Het gedeelde speelveld kan ons ondersteunen in het delen van kennis, het bundelen van onze krachten, en het creëren van versnelling, maar biedt ook een ruimte waar we elkaar tegen kunnen spreken en waar conflict – als onderdeel van beweging – plaatsvindt. Wat het gedeelde speelveld vooral is, is een hybride ruimte: op het snijvlak van virtueel en fysiek.
De hybride ruimte in kaart
Waar ik in geïnteresseerd ben is het beter begrijpen en in kaart brengen van (potentiële) verbindingen in de netwerksamenleving, om zo bestaande structuren te overstijgen. Wat is de staat van een hybride, gedeeld speelveld op een bepaald moment in de tijd, rond een bepaald onderwerp of plek. Om vervolgens op basis van de definitie en staat van het speelveld inzicht te krijgen in beweging en potentiële richtingen te bepalen. Waar komt iets vandaan, waar is het nu, waar kan het naartoe? En tot slot, terugkijkend, inzicht te krijgen in de daadwerkelijke verandering die wel of niet ontstaat vanuit de wisselwerking rond het gedeelde speelveld – en goede ideeën herhaalbaar te maken.
Om beter te weten wat een hybride ruimte precies is, moeten we terug naar het begin van het millennium en inzoomen op iets dat fundamenteel veranderd is in deze periode: onze beleving van tijd en ruimte. Waar tijd en ruimte voor digitalisering vooral zaken waren van opeenvolging en afstand, zijn ze veranderd door de opkomst van de netwerksamenleving – zo ziet socioloog Manuel Castells. Hij duidt dit aan de hand van twee ideeën over de veranderende tijd en ruimte: space of flows wat staat voor gelijktijdigheid zonder nabijheid; en timeless time, het teniet doen van de opeenvolgendheid van heden, verleden en toekomst doordat deze elementen bij elkaar kunnen komen in één ruimte, en het comprimeren van tijd (zie: Castells, Communication Power, 2009, p.33/34).
Dit betekent onder meer dat zaken die eerder opeenvolgend waren, nu simultaan en onmiddellijk zijn. Denk aan instant communicatie: in plaats van een brief die fysiek de wereld overgaat, gaan data nu via kabels en schakelpunten de wereld over. Maar denk ook aan het combineren van rollen: bijvoorbeeld de inzet van je ambacht en kwaliteiten niet alleen voor je ‘werk’, maar ook in netwerken met burgers in de ontwikkeling en toekomst van de eigen lokale omgeving. Dit klinkt nu vanzelfsprekend, wat vooral laat zien dat we als samenleving wereldwijd onderdeel zijn van een voortdurend, fundamenteel veranderproces.
Space of flows staat in contrast met het idee van space of places. Waar space of flows een virtuele ruimte is, waarbij iedereen over de wereld gelijktijdig hetzelfde kan doen met behulp van plekken waardoorheen de verbinding loopt, gaat space of places over de fysieke plekken. Er is historie, er zijn bewoners, gras dat groeit, gebouwen die we bouwen, wind die waait. Het interessantste en spannendste gebeurt echter op het grensvlak van de space of flows en de space of places: in de hybride ruimte.
Sociale bewegingen, wat de drijfveren of achtergronden ook zijn, manifesteren zich prominent in de hybride ruimte die Castells de space of autonomy noemt (zie: Networks of Outrage en Hope, 2015, p. 250; https://youtu.be/sGUAOyk58jo?t=1684). Deze hybride ruimte is zowel virtueel in cyberspace (sociale media-groepen bijvoorbeeld) als fysiek in de publieke ruimte (manifestatie op een plek), wat de bewegingen een grote mate van wendbaarheid en continuïteit geeft. Beide ruimtes komen, zo zie ik ook, samen en transformeren samen – ze interacteren. En dit gebeurt tegelijk op allerlei schaalgroottes: van globaal tot lokaal (https://youtu.be/sGUAOyk58jo?t=1736).
Het vermelden waard is de publicatie Open: Hybride Ruimte (2006, NAi Uitgevers), waarin onder anderen Eric Kluitenberg, Saskia Sassen, Klaas Kuitenbrouwer en Howard Rheingold al in 2006 uitvoerig de hybride ruimte en publiek handelen in de netwerksamenleving bespraken. Lees ook de recensie (zie: https://www.archined.nl/2007/03/open-11-hybride-ruimte/) van Geert Lovink voor Archined, mede om de beschrijving van het tijdsbeeld en vermelding van Mediamatic Magazine (zie: https://www.mediamatic.net/en/page/10342/mediamatic-magazine).
Verbinden in tijd en ruimte
In de netwerksamenleving is onze perceptie en beleving van tijd en ruimte dus fundamenteel veranderd. Onze leefwereld is hybride en wordt gevormd door een constante interactie tussen virtueel en fysiek. Wat er gebeurt in en met de publieke ruimte, is daarom niet altijd te herleiden tot de publieke ruimte zelf. Denk aan de opkomst van flashmobs aan het begin van het millennium, planking, ProjectX-feestjes en massale demonstraties tegen het coronabeleid, die geen directe relatie hebben met de fysieke ruimte maar deze ruimte wel (tijdelijk) overnemen. Het zijn activiteit, verbindingen en wisselwerkingen in de hybride ruimte, die ons dagelijks leven vormen.
Maar hoe kunnen we inzicht krijgen in deze hybride ruimte, en de context rond een beweging in kaart brengen? Ik zie de hybride ruimte namelijk niet zozeer als het domein van één autonome beweging maar als een gedeeld speelveld: het totaal aan betrokkenen, verbindingen (bestaand en potentieel) en structuren (georganiseerde betrokkenen en processen) die bewust of onbewust een relatie hebben met een plek of onderwerp, en die bij kunnen dragen aan – of nodig zijn voor – het creëren van beweging. En die daarmee per definitie betrokken zijn wanneer vanuit één kant van het speelveld beweging in gang wordt gezet. Conflict of tegenspraak in het gedeelde speelveld zie ik overigens als inherent aan beweging, maar niet per se als blokkerende of remmende factor. Tegenspraak omarmen en inclusief maken in het creëren van beweging is belangrijk.
Wat het in kaart brengen van de hybride ruimte ons kan brengen, is ten eerste inzicht in het verleden en de huidige staat van de hybride ruimte: de huidige, formele én genetwerkte structuren en de waarden, verhalen en kennis uit het verleden. Vervolgens biedt dit inzicht de mogelijkheid om door middel van overstijgende (mult-/inter-/trans-)werkvormen, bestaande structuren te overstijgen door nieuwe samenwerkingsvormen aan te gaan die plaatsvinden in het hybride, gedeelde speelveld: met allerlei actoren die onderdeel zijn van het gedeelde speelveld rond een onderwerp op plek.

Inzicht in de huidige staat van een gedeeld speelveld stelt ons zo in staat om met betrokkenen ‘van… naar…’-scenario’s te maken. Deze helpen ons om op een moment in de tijd richting te bepalen, om zo op basis van drijfveren en kwaliteiten die je als kernteam of persoon in huis hebt de beoogde beweging in gang te zetten. Je initieert acties waar je energie van krijgt, geleid door een intrinsiek gevoeld (speculatief) toekomstbeeld. Verhalen en lessen die stap voor stap ontstaan door de nieuwe genetwerkte activiteit die je inzet, en waarden, historie en kennis uit het verleden, voeden en inspireren vervolgens de ontwikkeling van vervolgacties.
Maar bovenal stelt bewustzijn van het gedeelde speelveld, op een bepaald moment in de tijd, ons in staat om te spelen met verbindingen – door tijd en ruimte heen – en inzicht te krijgen in hoe wij met elkaar verbinden: op het grensvlak van formeel en genetwerkt, virtueel en fysiek, en zichtbaar en onzichtbaar in de publieke ruimte. Hoewel dit nu nog misschien abstract klinkt, verduidelijk ik het spelen met tijd en ruimte aan de hand van enkele voorbeelden. Daarna ga ik in op overstijgende multi-, inter- en trandisciplinaire werkwijzen, als voorbeelden waarmee we samenwerking in het hybride, gedeelde speelveld vorm kunnen geven.
Tijd – waardevolle elementen heruitvinden
Het element tijd bij een beweging of initiatief betrekken, gaat om het in kaart brengen van factoren als waarden en identiteit, verhalen en historie, en kennis en ervaring in relatie tot een plek of onderwerp. Waarom is iets zoals het nu is? Hoe is dat zo geworden? En hoe kunnen we deze elementen inzetten of heruitvinden voor het heden en inzetten in nieuwe creaties en acties – met gebruik van de middelen van nu?
In het essay Even A Tamed Creature Needs To Roam zegt archivaris Rick Prellinger: ‘Scanning is a magic transformation. But we need to see it as an act of transmutation without loss, rather than an act of consumption that is inevitably reductive.’ (Rick Prelinger, https://twitter.com/footage/status/1406663436549824514). In nieuwe contexten heeft iets de potentie om op nieuwe manieren waardevol te worden. Iets behouden zoals het ooit was, geeft de illusie dat het zo zal blijven als het was. Maar tijd schrijdt altijd voort. Dat wat je wilt behouden zal daarom simpelweg nooit meer zo zijn als het was.
Historische context
In een interview dat ik deed met Roosje Klap, eigenaar van studio voor visuele communicatie ARK, vertelde zij over de waarde van historie als bron van inspiratie voor nieuw werk: ‘Als ik kijk naar mijn eigen mechanismen en werkprocessen, dan start ik nieuwe projecten vaak met een onderzoek naar antecedenten in het verleden. Wat maakte een bepaalde architect of ontwerper, maar vooral: waarom? Zo onderzocht ik voor een opdracht van het Kunstmuseum Den Haag het archief van de Wiener Werkstätte, dat is ondergebracht bij het MAK in Wenen. […] Inzicht in het proces en de context waarin een stijl is ontstaan, biedt inspiratie voor mijn eigen praktijk. Door de slag te maken naar het moderne, het digitale, en het toevoegen van eigen letter- en kleurgebruik, bouw ik vervolgens door op een traditie’ (zie: https://nadd.hetnieuweinstituut.nl/artikelen/de-meerwaarde-van-archiveren-de-praktijk-van-design-en-digitale-cultuur).
Tegelijk bouw je met creaties en acties aan nieuwe tradities en kennis. Je creëert verhalen en geijkte paden, die anderen weer inspireren. Je itereert, niet alleen een eigen initiatief, maar ook de bredere context: het vakgebied, een project, een organisatie, een plek. Het gedeelde speelveld transformeert door acties en creaties – ook door acties van anderen waar je je misschien niet bewust van bent. Elke iteratie is een nieuw punt in de tijd van waaruit je terug kunt kijken op opgedane kennis, veranderde waarden en inspirerende verhalen. Van jezelf en anderen. Voorzichtigheid in het putten uit het verleden is belangrijk. Historie doorgronden en vooral het kennen van de context in de tijd is belangrijk. Zomaar een element uit het verleden naar het heden halen zonder de context ervan in die tijd te kennen zorgt voor oppervlakkigheid.
Een voorbeeld waar voorzichtigheid belangrijk is, is in het toepassen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, zie https://www.denationaleomgevingsvisie.nl/). Een van de afwegingsprincipes in deze visie is dat kenmerken en identiteit van een gebied centraal staan in ontwikkeling. Toch zal de huidige situatie altijd vragen om grondige doorvertaling naar de huidige context, waarin beperkte ruimte een van de uitdagingen is. Een ander afwegingsprincipe van de NOVI is daarom dat combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies. Simpelweg een sticker vanuit het verleden plakken op het heden, en zeggen dat het past bij de historie, werkt dan niet. Elk element dat relevant is voor een plek zal moeten worden meegewogen: het is niet zomaar een plek waar alles kan, maar er zijn unieke voorwaarden voor transformatie. Van de kwaliteiten en historie van het landschap tot de perspectieven en energie van betrokkenen.
Ruimte – dependencies en communities
Het in kaart brengen van de hybride ruimte, is het best te vergelijken met het maken van een screenshot: van betrokkenen, verbindingen en structuren. Op basis van dit screenshot krijg je inzicht in dependencies (afhankelijkheden): een term uit softwareontwikkeling die aangeeft dat één onderdeel van de software afhankelijk is van een ander deel. Hetzelfde geldt voor verbindingen in de hybride ruimte die nodig zijn, vooral om een beweging op te schalen. In eerste instantie kun je zelf acties ondernemen, maar hoe groter je ambities, hoe meer je andere betrokkenen en structuren nodig hebt. Dependencies zijn daarmee de verbindingen tussen nodes in het hybride, gedeelde speelveld die voorwaardelijk zijn voor beweging. Welke betrokkenen, verbindingen en (bestaande of nieuwe) structuren zijn essentieel?
Een voorbeeld van een dependency voor beweging: je kunt zelf wel je eigen tuin vergroenen, maar wil je de stad op grote schaal vergroenen en verduurzamen dan is daar de gemeente – en het mandaat dat wij als burgers de gemeente geven – voor nodig (zie: https://www.amsterdam.nl/projecten/weesperstraat/). De beweging kan ook ontstaan door het creëren van massa in de vorm van communities of burgerbewegingen: mensen die zich vanuit gevoelde urgentie organiseren rond een sterk gevoelde gemeenschappelijkheid (zie bijvoorbeeld https://www.collectiefkapitaal.nl/, https://sumowala.nl/ of https://02025.nl/). Ik zie in de hybride ruimte altijd de wisselwerking tussen formele en informele verbindingen. Gekozen en niet gekozen. Gestructureerd en ongestructureerd. Voor daadwerkelijke beweging rond een vraagstuk of plek zijn verbindingen en interacties tussen beide nodig.
Transmedia storytelling
Inspiratie voor het spelen met verbindingen die dwars door ruimtes en structuren gaan, kun je vinden in het idee van transmedia storytelling: het creëren van verhaalwerelden door allerlei media en de fysieke ruimte te gebruiken – van de straat tot gebouwen en van papier tot cassettespelers tot smartphones.
Howard Goldkrand, transmedia storyteller en maker van een Augmented Reality Game rond serie Dexter, vertelde me ooit in een interview: ‘We wilden iets maken wat niet zomaar uitgezonden kon worden op televisie; we wilden een interactieve, meeslepende ervaring maken.’ Dit betekent niet dat televisie dood is, maar lineaire media zoals televisie zijn ‘een stukje van de grote puzzel geworden. Het is een keuze.’ Hoe je kunt zorgen voor interactiviteit? ‘Luister en volg de deelnemers van je project en richt je niet alleen op de productie van het project. Zo kun je onontdekte, verrassende ideeën in de community tegenkomen waarmee je samen weer nieuwe scenario’s kunt ontwikkelen’ (zie: http://archief.virtueelplatform.nl/kennis/howard-goldkrand-ik-wil-dat-er-voor-mij-ook-iets-op-het-spel-staat/).
Vertalen we deze opmerking van Goldkrand naar de praktijk van netwerkorganisaties en kartrekkers van beweging, dan is het ten eerste belangrijk dat je bestaande structuren leert zien als allemaal onderdeel van een grotere puzzel – met veel gelijke stukjes die allemaal bij kunnen dragen en toevoegen aan de beweging die je wilt creëren. Ten tweede betekent dit dat je alle potentiële verbindingen toestaat om het speelveld te vormen. Hoe zorgen we met de acties die we inzetten dat we open staan voor het onverwachte en onontdekte, en tegengeluid niet afstoten maar inclusief maken aan de beweging die we in willen zetten?
Dit zie ik als een fundamentele voorwaarde voor alle ontwikkeling in de netwerksamenleving. In mijn eerdere post over de aard van verbindingen (zie: https://www.twaneikelenboom.nl/onderzoek/incompatibiliteit-over-aard-verbindingen/) behandelde ik het idee van ‘adversarial interoperability’ dat Cory Doctorow opperde: de mogelijkheid om in te pluggen of aan te sluiten op een product of dienst, zonder dat daarvoor toestemming van de ontwikkelaar nodig is. Vrij en zonder voorwaarden in kunnen pluggen op een gedeeld speelveld, en het tegengaan van uitsluiting, is essentieel. Bij het in kaart brengen van de hybride ruimte moeten we onszelf daarom de vraag stellen welke (machts)elementen bewegingsvrijheid in het gedeelde speelveld limiteren, hoe we dit kunnen overstijgen, en hoe we ‘adversarial interoperability’ mogelijk kunnen maken, zodat we de mogelijkheid om mee te doen voor iedereen vergroten.
Overstijgende organisatievormen
Met het in kaart brengen van een gedeeld speelveld op één moment in de tijd kunnen we inzicht krijgen in de actuele staat van betrokkenen, verbindingen en structuren in de hybride ruimte rond een gemeenschappelijkheid, zoals een plek of onderwerp. Aanvullend aan inzicht in het gedeelde speelveld, ben ik benieuwd hoe we ons kunnen organiseren rond gemeenschappelijkheid en zo – mede door heersende, bestaande structuren te overstijgen – beweging in gang kunnen zetten.
Vanuit academisch perspectief zijn er drie hoofdtermen om verschillende genetwerkte samenwerkings- of organisatievormen te duiden. Multi-, inter- en transdisciplinair. Het academisch perspectief betekent dat de termen vooral worden gebruikt om de samenwerkingsvorm met de wereld om de wetenschappelijke discipline of de instelling heen te definiëren. Het zijn termen die, merk ik, in de realiteit van alledag door elkaar worden gebruikt, maar elk eigen kwaliteiten en toepassingsmogelijkheden hebben. Zo kan een keuze voor multidisciplinariteit betekenen dat je laagdrempelig samen kunt komen rond een onderwerp, en biedt transdisciplinariteit een raamwerk om te bouwen aan een nieuw, gezamenlijk vocabulaire.
In een paper uit 2006 stelden wetenschappers Bernard C K Choi en Anita W P Pak van het Public Health Agency of Canada de volgende kernachtige definities voor, die ik nog steeds als basis gebruik voor werkdefinities (zie ook deze kritische reactie op deze definitie: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/612558-Inter-%20and%20Trans-disciplinary%20Research%20-%20A%20Critical%20Perspective.pdf).
Multidisciplinarity draws on knowledge from different disciplines but stays within their boundaries. Interdisciplinarity analyzes, synthesizes and harmonizes links between disciplines into a coordinated and coherent whole. Transdisciplinarity integrates the natural, social and health sciences in a humanities context, and transcends their traditional boundaries. (Zie: Bernard C K Choi en Anita W P Pak, Multidisciplinarity, interdisciplinarity and transdisciplinarity in health research, services, education and policy: 1. Definitions, objectives, and evidence of effectiveness, 2006, https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/17330451/)

Scherp en vul ik deze definities aan vanuit mijn eigen praktijk, dan staat multidisciplinariteit voor nodes (entiteiten als personen, disciplines, organisaties) die aanvullend aan elkaar werken, of samenkomen zonder onderlinge inhoudelijke uitwisseling. Interdisciplinariteit gaat om samenwerking met interactiviteit tussen disciplines, waarbij er naast de bijdrage aan de centrale node ook verbinding en uitwisseling is tussen de nodes. Transdisciplinariteit gaat nog een stap verder met een integrale, inclusieve benadering, waarbij de grenzen tussen de nodes vervagen en er niet alleen uitwisseling tussen gelijke entiteiten (denk aan diverse wetenschappelijke disciplines) maar ook met andere entiteiten ontstaat.
Een voorbeeld hiervan is Citizen Science. Waar in het geval van multi- en interdisciplinariteit disciplines vaak nog werken vanuit traditionele structuren, is Citizen Science erop gericht om te komen tot gezamenlijke, geïntegreerde werkwijzen die toepasbaar zijn rond een vraagstuk, plek of onderwerp. Termen als common language (zie: https://flores.unu.edu/en/news/news/towards-transdisciplinarity-finding-a-common-language-to-better-design-stakeholder-involvement.html) of common ground en universal language (zie deze must-watch presentatie van Mascha van der Voort: https://responsiblecities.nl/2021/07/20/lecture-on-transdisciplinary-working-by-mascha-van-der-voort/) hoor je in de transdisciplinaire context daarom vaak. Doordat transdisciplinariteit de gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe methodieken vergt, is het als strategie een betere keuze voor de lange termijn, waarbij je met elkaar kan leren en itereren. Ook is het goed te beseffen dat de ontwikkeling van de gezamenlijke taal en nieuwe processen, en deze herhaalbaar maken, minstens zo waardevol is als de oplossing of toepassing die bijvoorbeeld een onderzoeksconsortium ontwikkelt.
Choi et al. definiëren trandisciplinair vooral vanuit wetenschappelijk perspectief, waarbij elementen uit de samenleving ook betrokken zijn bij het onderzoek (zie voortbouwend op bovenstaande definitie: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/612558-Inter-%20and%20Trans-disciplinary%20Research%20-%20A%20Critical%20Perspective.pdf). De grenzen van wetenschappelijke disciplines worden poreus, waardoor samenwerkingen met daarbuiten kunnen ontstaan. Transdisciplinariteit kan echter ook breder staan voor de wens in de samenleving om met elkaar – het eigen ambacht of de eigen structuur overstijgend, ongeacht of wetenschap erbij betrokken is – samen te werken en gezamenlijke, integrale werkwijzes en methodieken te ontwikkelen. Denk aan diverse beleidsterreinen, overheidslagen, genetwerkte organisaties, bewoners en ondernemers die samenkomen om complexe vraagstukken op te lossen. Het idee van het verandernetwerk van Ruurd Priester, Research Fellow aan de Hogeschool van Amsterdam, is in dit kader interessant (zie: https://clubvanwageningen.nl/verandernetwerk).
Belangrijke nuance is dat multi-, inter- of transdisciplinariteit niet per se hetzelfde is als een quadruple-helix-samenwerking. Een quadruple-helix-samenwerking kan namelijk ook binnen één discipline plaatsvinden, of met minimale interactie met andere disciplines. Hypothetisch: als voor de toepassing van een technologie in de stad een technologiebedrijf samenwerkt met techniek-onderwijs en -onderzoek, met een medewerker digitalisering van de gemeente, en een digitaal burgerinitiatief – dan is er geen sprake van uitwisseling tussen disciplines.
Dit betekent niet dat overstijgen van disciplines altijd het antwoord moet zijn. Bij het ene project past beter een samenwerking met de samenleving binnen één vakgebied, omdat het om onderzoek of ontwikkeling rond een specialisatie gaat. Bij een ander project past juist de inclusie van meerdere disciplines of structuren, door meerdere samenwerkingslagen. Deze definitie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) ondervangt beide elementen door zowel betrokkenheid met maatschappelijke actoren en uitwisseling tussen disciplines te benoemen:
Transdisciplinair betekent hier dat onderzoekers uit verschillende wetenschappelijke disciplines nauw samenwerken met maatschappelijke actoren uit ons werkveld. https://www.nwo.nl/nieuws/eerste-transdisciplinaire-consortium-nederland-aan-de-slag-met-transitie-voedselsysteem-als

Tot slot, hoewel geworteld in disciplineoverstijgend samenwerken vanuit academisch perspectief, zijn deze termen ook zeker van waarde in projecten zonder onderzoeks- of onderwijscomponent. Ze kunnen helpen om de mate of intensiteit van samenwerking tussen partijen te duiden, waarbij transdisciplinariteit niet het ultieme doel hoeft te zijn. Zeker wanneer het gaat om gepolariseerde situaties is multi-uitwisseling, waarbij partijen vanuit allerlei achtergronden samenkomen om van gedachten te wisselen, een goede insteek om stappen te zetten. Een ontmoeting om uit te wisselen hoeft niet direct een moment van cocreatie te zijn – het kan ook zijn om naar elkaar te luisteren (zie: https://www.linkedin.com/pulse/luisteren-als-overheid-hoe-dan-cornelis-serveert/).
Asimovs bijeenkomst

Waar we tijdens de opkomst van navigatiesystemen nog vooral fungeerden als lijdend voorwerp van de adviezen uit de virtuele ruimte, hebben we nu steeds meer in de gaten hoe we ondersteund door digitale technologie nieuwe verbindingen aan kunnen gaan. Versterkt door digitalisering zijn de mogelijkheden om kruisverbanden te zien en te leggen, van lokaal tot wereldwijd schaalniveau, vergroot.
In het korte essay How Do People Get New Ideas (zie: https://www.technologyreview.com/2014/10/20/169899/isaac-asimov-asks-how-do-people-get-new-ideas/) uit 1959 verkent sciencefictionschrijver Isaac Asimov creativiteit en hoe mensen op nieuwe ideeën komen. Hij ziet, kijkend naar het voorbeeld van Charles Darwin en Alfred Wallace, dat het kunnen maken van een onverwachte verbinding tussen een item 1 en 2 belangrijk is voor nieuwe inzichten. Wanneer hij het heeft over de rol van bijeenkomst in creativiteit, schrijft hij:
No two people exactly duplicate each other’s mental stores of items. One person may know A and not B, another may know B and not A, and either knowing A and B, both may get the idea—though not necessarily at once or even soon. Furthermore, the information may not only be of individual items A and B, but even of combinations such as A-B, which in themselves are not significant. However, if one person mentions the unusual combination of A-B and another the unusual combination A-C, it may well be that the combination A-B-C, which neither has thought of separately, may yield an answer.
Voor organisaties en disciplines ligt er door de opkomst van de netwerksamenleving een kans om de kennis en ervaring van mensen in andere contexten van waarde te laten worden. De netwerksamenleving maakt het mogelijk om de formele, ingerichte (fysieke) structuren te overstijgen, en bij te dragen aan beweging en ontwikkeling in een oneindig aantal andere potentiële (virtuele) netwerkverbanden.
Toch moeten we niet vergeten dat het ambacht, vakgebied en de roots van waaruit iemand werkt waardevol zijn, dat staat buiten kijf. De sterke thuisbasis is belangrijk. Net als dat je niet zomaar uit de historie kunt lenen en het als een sticker op het heden kunt plakken, geldt hetzelfde voor disciplines. Asimov ziet dat het belangrijk is voor creativiteit om een deel van het werk in afzondering te kunnen doen – geconcentreerd. In meetings kunnen vervolgens weer andere verbindingen en inzichten ontstaan. Nu met de hele wereld, en met alle tijden.
Twan Eikelenboom, september 2021 – maart 2022
Tips, ideeën of aanscherpingen naar aanleiding van deze post? Laat het mij graag weten. Ook als je wilt samenwerken of ideeën uitwisselen: ik kom graag met je in contact.