(In)compatibiliteit – over de aard van verbindingen

Omgaan met incompatibiliteit hoort bij het dagelijks leven in de netwerksamenleving. Oplossingsgericht als we zijn, maken we onszelf compatibel met de technologische standaarden van de massa. Deze noodzaak zorgt, al vanaf jonge leeftijd, voor groepsdruk om een bepaald platform te kiezen. Om te verbinden en samen te werken zoeken we steeds naar compatibiliteit, ook al gaat dit voorbij onze principes. Het is een duivels dilemma: niemand wil incompatibel zijn en buiten de groep staan, en daarom accepteren we voorwaarden en het delen van data om maar te kunnen verbinden.

In mijn werk en onderzoek staat het overstijgen van disciplines, grenzen en muren centraal. Hoe kunnen we verbinden en samenwerken, om zo oplossingen te vinden voor de complexe vraagstukken van onze tijd, en organisaties en plekken toekomstbestendig te ontwerpen en ontwikkelen. In deze post zoom ik in op de schaduwzijde van verbinden in de 21ste eeuw: incompatibiliteit. Want, om te weten hoe we kunnen overstijgen, is het belangrijk te weten welke keuzes juist zorgen voor beperking van verbindingen – ook al lijken ze deze in eerste instantie juist mogelijk te maken. En wat de maatschappelijke effecten van deze keuzes zijn.

Eerst verken ik in deze post de begrippen compatibiliteit en incompatibiliteit. Vervolgens definieer en inventariseer ik drie gevolgen van het toe-eigenen en beperken van verbindingen (verstoren, versperren, verdelen), de maatschappelijke gevolgen ervan en mogelijke oplossingsrichtingen.

(In)compatibiliteit in de haarvaten van de samenleving

Om verbinding te leggen tussen computers is een protocol of standaard nodig: dit zorgt voor de benodigde compatibiliteit voor uitwisseling tussen nodes. Het is bijvoorbeeld het werk van Tim Berners-Lee en zijn team waaraan we onder meer het Hyper Text Transfer Protocol (http) te danken hebben (zie: https://webfoundation.org/about/vision/history-of-the-web/). En dankzij Bob Kahn en Vint Cerf en het werk waar zij op verder hebben gebouwd, hebben we het Transmission Control Protocol (tcp) en het Internet Protocol (ip): tcp/ip (zie: https://talksat.withgoogle.com/talk/the-innovators). Protocollen waaronder deze stellen ons in staat met elkaar, via het internet en met behulp van onze computers – hoe groot of klein ze ook zijn – over afstand, te verbinden en te delen.

Het succes van het internet is geworteld in de open standaarden van de tcp/ip-stack (zie: https://web.stanford.edu/class/cs101/network-3-internet.html). Boven op die open standaarden kunnen echter protocollen opereren die niet gestandaardiseerd zijn, maar proprietary: doordat de broncode gelicenseerd is en niet open in te zien, is deze zijn niet vrij te gebruiken door andere ontwikkelaars. Waar open, door iedere ontwikkelaar te gebruiken standaarden en protocollen in staat stellen te verbinden op basis van compatibiliteit, zijn het juist gesloten protocollen die uitsluiten door incompatibiliteit.

Incompatibiliteit creëren door het gebruik van gesloten protocollen en technologieën is daarmee een strategie geworden om onder meer gebruikersloyaliteit af te dwingen. Wanneer je namelijk van een dienst of protocol afhankelijk bent om te kunnen verbinden, betekent niet kunnen verbinden controle. Schrijver, onderzoeker en programmeur Alexander Galloway verwoordde het in zijn boek ‘Protocol: How Control Exists After Decentralization’ uit 2004 als volgt:

‘[Protocol] is potentially an effective tool that can be used to roll over one’s political opponents. And protocol has already proven this in the sphere of technology. What poses a real threat to Microsoft’s monopoly?’ – Alexander Galloway (zie: p. 243, Protocol)

Compatibiliteit en incompatibiliteit zijn, door toenemende digitalisering van onze communicatiemiddelen en afhankelijkheid daarvan, een fundamenteel onderdeel geworden van de 21ste-eeuwse samenleving waarin uitwisseling tussen mensen in grote mate op afstand plaatsvindt. Maar, hoe werkt incompatibiliteit als machtsmiddel in de steeds verder gedigitaliseerde samenleving, en wat betekent het voor de verbinding tussen mensen wanneer deze toegeëigend of beperkt wordt? Om dit te verkennen zoom ik in op de verbinding, en bekijk de effecten van het verstoren, versperren en verdelen op de verbinding tussen nodes.

Verstoren – door het toe-eigenen van verbindingen

Verstoren – of disruptie – is het bewust ontwrichten van een gedeeld speelveld (zie voor uitleg van het concept: https://www.twaneikelenboom.nl/onderzoek/gedeelde-speelvelden-termen-web-20-locative-media-e-cultuur/) met als doel marktdominantie. Denk aan gedeelde speelvelden als taxivervoer, maaltijdbezorging of hotelboekingen. In deze speelvelden beperken platforms als Uber, Thuisbezorgd.nl, Deliveroo, Airbnb, Booking.com mogelijkheden tot verbinding tussen gebruiker en de aanbieder van een dienst of product. Dit doen ze door de verbinding toe te eigenen, vanuit de drijfveer om deze te monetiseren.

Een gevolg van het toe-eigenen van verbindingen in een gedeeld speelveld is afhankelijkheid, zowel aan de kant van de gebruiker als de aanbieder. Voor de gebruiker ontstaat afhankelijkheid door gemak: één app is makkelijker dan meerdere. Voor de aanbieder ontstaat afhankelijkheid, doordat gebruikers zoeken naar een dienst of product op het dominante platform. Een aanbieder heeft dus haast geen andere keuze, dan om ook daar aanwezig te zijn. Door deze afhankelijkheid werkt de winstmaximalisatie van een platform vervolgens door in de praktijk van de aanbieder, met als gevolgen onder meer de gig economy (zie: https://www.theguardian.com/business/2020/jan/29/gig-economy-traps-workers-in-precarious-existence-says-report) en financiële druk in de vorm van commissie of betalen om gezien te worden (zie: https://www.rtlnieuws.nl/economie/bedrijven/artikel/4783521/thuisbezorgd-afhalen-bezorgen-restaurants-horeca-verdienmodel).

De directe verbinding tussen gebruiker en aanbieder is verstoord, doordat het platform zich tussen beiden heeft gepositioneerd: in het hart van de verbinding. Door deze afhankelijkheid om te kunnen verbinden, wordt voor aanbieders een goede reputatie heilig. Dit is door privacyontwerper Tijmen Schep omschreven als Social Cooling (zie: http://www.socialcooling.com/). Doordat je weet dat de verbinding van iemand anders is, is er het effect dat je jouw gedrag aan gaat passen: Social Cooling. De vraag is dan: doe je iets omdat je er zelf achter staat, of doe je het omdat je er een betere reputatie door krijgt op het platform: meer volgers, likes, een betere beoordeling? Of uit angst om door het platform of de gebruikers uitgesloten te worden. Filosoof Eugene Thacker zegt in zijn voorwoord van Protocol over deze schaduwkant:

‘[…] the concept of “protocol” is as concerned with disconnection as it is with connectivity. The moment of disconnectivity is the moment when protocol most forcefully displays its political character.’ – Eugene Thacker (zie: p. xvi, Protocol)

Verstoren van de verbinding gaat om de vraag wie de eigenaar is van de verbinding tussen twee nodes. In een samenleving waarin de meestgebruikte, dominante wijzes van verbinden in eigendom zijn van private partijen, zijn we afhankelijk van de keuzes van deze partijen – we hebben geen inspraak, tenzij we aandelen hebben (zie: https://northstarasset.com/facebook-shareholders-seek-better-oversight/). De verkenning die José van Dijck, Martijn de Waal en Thomas Poell in de publicatie ‘De platformsamenleving: Strijd om publieke waarden in een online wereld’ hebben gedaan, gaat onder meer in op ‘de wijze waarop in een platformsamenleving publieke belangen kunnen worden vastgesteld en geborgd’ (zie Platformsamenleving, p. 12 – https://dare.uva.nl/search?identifier=fa8f9dfa-3b16-41ef-b923-1acc74d769d5).

Aanvullend biedt het idee van de Public Stack (zie: https://waag.org/nl/project/public-stack-het-alternatieve-internet), een initiatief van Waag Society, een kader voor het alternatieve internet in publiek eigendom. Ook zijn platformcoöperaties een alternatief voor het monopoliseren van verbindingen door platforms. De publicatie ‘Platformcoöperatie: Alternatieven voor de commerciële deeleconomie’ van Trebor Scholz schets hiervoor de contouren (zie: https://research.hva.nl/en/publications/platformco%C3%B6peratie-alternatieven-voor-de-commerci%C3%ABle-deeleconomie) en Gebiedonline is hier een voorbeeld van (zie: https://gebiedonline.nl/).

Tot slot gaat eigenaarschap van de verbinding gaat ook over de vraag van digitale identiteit: de mogelijkheid te verbinden vanuit een digitale identiteit in eigen beheer van een node, of zoals Rob van Kranenburg schetst, een tijdelijke ‘wegwerp’-identiteit (zie: https://disposableidentities.eu/rob-van-kranenburg-disposable-id-why-debate-identity-happening-now-and-why-it-so-important).

Versperren – door het kunstmatig beperken van verbindingen

Interoperabiliteit tussen platforms kan door open en gedeelde standaarden en protocollen helpen om ook buiten de muren van het platform te verbinden. Dat dit niet gebeurt is een bewuste keuze. De waarde van een platform zit in de hoeveelheid gebruikers. Incompatibiliteit creëren door niet te kiezen voor interoperabiliteit, betekent dat gebruikers binnen het platform blijven.

Het meest voor de hand liggende voorbeeld zijn berichten-apps. Whatsapp en Signal zijn afzonderlijke apps, die vrijwel dezelfde dienst aanbieden, maar toch kan ik geen bericht van de ene naar de andere app sturen. Ze gebruiken voor end-to-end-encryptie zelfs beiden het Signal-protocol (zie: https://signal.org/blog/whatsapp-complete/). Maar het gebruik van open protocollen betekent niet dat er sprake is van interoperabiliteit, wat komt doordat tegelijk eigen gesloten standaarden en protocollen worden gebruikt.

Interoperabiliteit, of in ieder geval een mate daarvan, kan door wetgeving afgedwongen worden. Zo zijn met de komst van de GDPR in 2018 onder meer stappen gezet om dataportabiliteit – de mogelijkheid om je data te kunnen ontvangen en over te zetten – te vergroten (zie: https://gdpr-info.eu/art-20-gdpr/). De Electronic Frontier Foundation (EFF) legt helder uit dat deze dataportabiliteit handig is, maar van geen waarde als er geen concurrerend platform is (zie: https://www.eff.org/nl/deeplinks/2018/09/what-we-mean-when-we-say-data-portability). Als er namelijk geen alternatief is, bijvoorbeeld een vergelijkbare gebruikersbase, dan heeft het verhuizen van data geen zin: de gebruikers zijn niet op het andere platform.

Ook, zo ziet EFF, zijn de inspanningen van Apple, Twitter, Microsoft, Facebook en Google op het gebied van interoperabiliteit in het Data Transfer Project (zie: https://datatransferproject.dev/) goed, maar werken ze niet als competitie simpelweg wordt opgekocht. De keuze voor interoperabiliteit blijft een keuze voor het wel of niet beperken en toe-eigenen van verbindingen. Of het nu zelfstandig of met een groep bedrijven is. Aanvullend kan interoperabiliteit – in lijn met de strategie van het toe-eigenen van verbindingen – juist data met economische waarde genereren:

‘Vaak zijn [verschillende platformen] op allerlei manieren met elkaar verbonden. Bijvoorbeeld doordat je met je gegevens van het ene platform […] weer in kunt loggen op een ander. Of omdat de data die een gebruiker op het ene platform genereert, weer gebruikt kunnen worden om advertenties op een ander platform op de gebruiker af te stemmen.’ – De Platformsamenleving, p. 11

Het wrange is dat we in de netwerksamenleving (zie de presentatie ‘Network Theories of Power’ van Manuel Castells voor een introductie van de term en zijn ideeën over macht in mondiale netwerken: https://www.youtube.com/watch?v=skcUYhRaEas) inmiddels gewend zijn geraakt aan deze situatie, waarin we – om als mensen compatibel te zijn met elkaar – een bedrijf, en de waarden van de bedrijf haast wel moeten accepteren om op afstand te kunnen verbinden met vrienden, familie en klanten. En de samenwerkingen die ontstaan vanuit technologiebedrijven, worden genomen vanuit strategisch oogpunt en financiële drijfveren. En laten we wel zijn: een gebrek aan interoperabiliteit voelt alsof je pindakaas koopt in de winkel, en de volgende dag niet de andere pindakaas kan kopen omdat deze niet op je boterham past.

Uiteindelijk is de gewenste situatie voor een ‘competitieve, innovatieve, dynamische markt’, zoals sciencefictionschrijver en journalist Cory Doctorow schrijft op de EFF-website, adversarial interoperability. De mogelijkheid om in te pluggen of aan te sluiten op een product of dienst, zonder dat daarvoor toestemming van de ontwikkelaar nodig is (zie: https://www.eff.org/deeplinks/2019/10/adversarial-interoperability). Deze interoperabiliteit geldt niet alleen op het niveau van toepassingen, protocollen en standaarden, maar ook op het gebied van hardware. Initiatieven als de Right to Repair-beweging (zie onder meer: https://repair.eu/) en Fairphone (zie: https://www.fairphone.com/en/) zijn voorbeelden hiervan.

Verdelen – door het profileren van nodes

Wanneer we het hebben over de potentie tot (disciplineoverstijgende) samenwerking, is het belangrijk dat nodes compatibel kunnen of willen zijn met elkaar. Er moet potentie zijn om overstijgend en inclusief te denken (en-en) in plaats van polariserend (of-of), door open te staan voor nieuwe inzichten en perspectieven.

Het huidige publieke debat vindt voor een groot deel plaats op sociale media-platforms, met op advertentie-inkomsten gebaseerde verdienmodellen. Dit verdienmodel stelt marketeers in staat om op basis van interesses en gedrag te kiezen wie een advertentie ziet: targeted advertising. In reactie op de lancering van FLoC (Federated Learning of Cohorts) van Google – een API die niet langer third party cookies gebruikt om individuele profielen op te bouwen maar waarmee gebruikers op basis van gedeelde interesses gegroepeerd worden – schreef EFF in maart 2021:

‘The power to target is the power to discriminate. By definition, targeted ads allow advertisers to reach some kinds of people while excluding others. A targeting system may be used to decide who gets to see job postings or loan offers just as easily as it is to advertise shoes.’ – Benneth Cypher, Electronic Frontier Foundation (zie: https://www.eff.org/deeplinks/2021/03/googles-floc-terrible-idea)

Naast adverteerders die producten of diensten willen verkopen, maken ook ideologisch gedreven contentmakers gebruik van profilering en analyse om bereik te maximaliseren. In de studie ‘Politiek en Sociale Media Manipulatie’ (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/10/18/rapport-politiek-en-sociale-media-manipulatie) refereren editors Richard Rogers en Sabine Niederer aan een New York Times-artikel (https://www.nytimes.com/2016/08/28/magazine/inside-facebooks-totally-insane-unintentionally-gigantic-hyperpartisan-political-media-machine.html), waarin auteur John Herrman schrijft over een relatief nieuw en specifiek soort operaties, namelijk: politiek geladen pagina’s, gericht op nieuwsverspreiding en belangenbehartiging, gemaakt om goed te werken in de Facebook-nieuwsfeed. Met een vaak edgy stijl en regelmatige posts creëren initiatieven zo aanvullende medialagen op het nieuws; ze gebruiken formats die grote groepen gebruikers bereiken, en optimaliseren hun bereik door middel van data-analyse (zie: Politiek en Sociale Media Manipulatie, p. 21).

Om viraliteit van content te verhogen, is emotie een belangrijke factor. In het artikel ‘The Dark Psychology of Social Networks’ (zie: https://www.theatlantic.com/magazine/archive/2019/12/social-media-democracy/600763/) halen The Atlantic-redacteuren Jonathan Haidt en Tobias Rose-Stockwell een onderzoek uit 2017 aan van William J. Brady van New York University (https://www.pnas.org/content/114/28/7313). Voor het onderzoek werd het bereik van een half miljoen tweets gemeten, met als uitkomst dat elk moraliserend of emotioneel woord in een tweet de viraliteit met gemiddeld 20 procent deed stijgen. De ervaring van stylist en cultuuranalist Ayishat Akanbi bevestigt dit beeld:

‘An opinion becomes particularly noxious to us if we see that thousands of people have liked it, and that makes us want to react. If we were not to see that, maybe we could easily move past it without it ruining our day and potentially someone else’s as a result.’ – Ayishat Akanbi, House of Lords Select Committee on Communications and Digital in november 2020 (zie: https://committees.parliament.uk/oralevidence/1299/html/)

De verantwoordelijkheid van sociale media-platforms en de opkomst van politiek geladen online initiatieven heeft een zeer complexe uitdaging gecreëerd, geworteld in afhankelijk, en met als factoren onder meer de gesloten (black box-)algoritmes (zie dit uitgebreide artikel van Karen Hao: https://www.technologyreview.com/2021/03/25/1021293/mark-zuckerberg-root-cause-facebook-misinformation/), contentmarketing en devices die het brein beïnvloeden (zie Nir Ayal over Hooked: https://www.youtube.com/watch?v=11dYx_rW_Ks), een stroom aan Breaking News en pushberichten (zie Richard Rogers’ presentatie What is an Event: https://doi.org/10.5446/46224#t=37:14,39:37), de uitdagingen van moderatie (zie EFF-post over geautomatiseerde content: https://www.eff.org/deeplinks/2020/10/facebooks-most-recent-transparency-report-demonstrates-pitfalls-automated-content), en mensen die graag horen wat ze willen horen (zie dit interview met Jonathan Haidt: https://www.nrc.nl/nieuws/2021/02/11/mensen-horen-alleen-wat-ze-willen-horen-a4031440).

Het publieke debat hierover is, in maart 2021, in volle gang (zie onder meer: https://www.eff.org/deeplinks/2021/03/facebooks-pitch-congress-section-230-me-not-thee en https://www.engadget.com/rsf-facebook-lawsuit-over-hate-speech-misinformation-134034945.html). In de Future Affairs-podcast van NRC stond op 18 maart 2021 de vraag of democratie de digitale wereld overleeft centraal, met als gast Marietje Schaake van D66 en het Cyber Policy Center van Stanford University (zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2021/03/18/overleeft-democratie-de-digitale-wereld). Zij gaf aan:

‘Wat we in de praktijk zien is dat er veel meer wordt ontworpen voor snelle winstmaximalisatie, en daarbij wordt ontzettend weinig nagedacht over onbedoelde bijeffecten. Er wordt weinig gedacht aan wat het voor democratie betekent, minderheden, voor onze toekomst. Ondertussen worden deze producten wel in de markt gezet.’ – Marietje Schaake, NRC Future Affairs-podcast, 18 maart 2021

Initiatieven als de Public Spaces-conferentie in maart 2021 en ook het boek van Waag-oprichter Marleen Stikker ‘Het internet is stuk – maar we kunnen het maken’ (zie: https://waag.org/nl/hetinternetisstuk) wakkeren de urgentie, het debat, en het ontwerp van een nieuw internet aan: een internet dat het publieke domein niet ziet als product, maar versterkt (zie: https://publicspaces.net/).

Belangrijk hiervoor is onder meer een disciplineoverstijgende aanpak in de techsector, waarin de ontwikkeling en het ontwerp van technologie nooit losstaat van mens en omgeving. Zoals curator en onderzoekster Paulien Dresscher schreef in de onderzoeksserie Our Brave New World: ‘A social construction of technology is only social if we all take part’ (zie: https://immerse.news/festivals-as-labs-c1df658f0dad). De sociale constructie van technologie vraagt om overstijging, op voorwaarden van mens en omgeving. Dresscher gebruik het voorbeeld van het festival als manier om een gedeelde ruimte te creëren: ‘In this process, festivals afford a common ground for the exchange of ideas and reflection, and as spaces of experimentation.’

Is een ommuurde revolutie wel een revolutie?

Mijn vorige post (zie: https://www.twaneikelenboom.nl/onderzoek/beweging-creeren-handvatten-nieuwe-netwerkinitiatieven/) begon ik met het schetsen van de kantoormuren als grenzen van organisaties, en hoe netwerkinitiatieven nieuwe verbindingen kunnen leggen en gedeelde speelvelden kunnen creëren – rond onder meer overstijgende vraagstukken, plekken, gedeelde drijfveren.

Gesloten protocollen, standaarden, ecosystemen en technologieën – en breder, zoals ik in mijn vorige post uiteenzette: kennis – zorgen in de netwerksamenleving voor nieuwe muren. Aan de ene kant maken ze verbindingen mogelijk, maar aan de andere kant beperken ze. Op een sociale media-platform kan de volgende revolutie ontstaan, maar kan ik ook bij die revolutie horen als ik niet op het platform zit en niet de voorwaarden van het platform accepteer? En met een cloudgebaseerde office suite kan een hele organisatie makkelijk samenwerken, maar wat als iemand daarbuiten dat niet heeft – of geen mogelijkheid heeft dezelfde voorwaarden af te dwingen? (zie: https://www.privacycompany.eu/blogpost-nl/nieuwe-dpias-zakelijke-microsoft-office-en-windows-software-nog-steeds-privacyrisicos-korte-blog)

Wat dit mij vooral laat zien, is dat verbindingen op voorwaarden van de mens leidend moeten zijn. Voor de verbindingenindustrie die commerciële sociale media is, gaat het om het maximaliseren van het aantal verbindingen. Wanneer meer nodes en meer verbindingen tussen die nodes meer inkomsten betekent, zoals in het advertentieverdienmodel, wordt het doel zo veel mogelijk verbinden. En daarmee wordt (het bewijs van) verbinden zelf de gemeenschappelijkheid waar we waarde aan hechten, en afhankelijk van worden: followers, likes, subscriptions. Het monopoliegeld van de platforms.

Incompatibiliteit en strategisch gemotiveerde compatibiliteit worden hierbij ingezet om verbindingen binnen de muren te maximaliseren. Hoewel voor kwalitatieve verbindingen tussen mensen, de menselijke wens tot verbinding leidend moet zijn. Op welke niveaus, of op basis waarvan, kan compatibiliteit ontstaan? En wat is het dan dat ons bindt als mensen, hoe we compatibel kunnen worden met elkaar? Ik denk dan bijvoorbeeld aan gedeelde en aanvullende kwaliteiten en expertises, maatschappelijke vraagstukken, thema’s, en ook zeker plek en omgeving.

De uitdaging, tot slot, is dus om te gaan van initiatieven die (in)compatibiliteit in de verbinding tussen mensen gebruiken als middel van controle, naar initiatieven en ontwerpen die onvoorwaardelijke compatibiliteit mogelijk maken op basis van publieke en menselijke waarden (zie ter inspiratie het Public Spaces-manifesto: https://publicspaces.net/manifesto/). Hogeschool van Amsterdam-lector Martijn de Waal beschreef het in zijn lectorale rede treffend:

‘Wat als digitale technologieën, platformen en de gebruikspraktijken eromheen zo ontworpen zouden kunnen worden dat ze ‘dingen’ weer heel zouden maken, in plaats van af te breken?’ – Martijn de Waal, lectorale rede, ‘Civic Interaction Design – Shaping Public Life in a Network Society’, zie: https://pure.hva.nl/ws/files/17634147/WEB_PDF_Lectoralerede_HvA_DeWaal.pdf

Twan Eikelenboom, maart/april 2021

Tips, ideeën of aanscherpingen naar aanleiding van deze post? Laat het mij graag weten. Ook als je wilt samenwerken of ideeën uitwisselen: ik kom graag met je in contact.

Nieuwe ideeën of inzichten toegevoegd:

  • 1 mei 2021: uitgebreidere definitie van het soort initiatieven waar Hermann op doelt toegevoegd in de alinea beginnend met ‘Naast adverteerders die…’