Gedeelde speelvelden – wat kunnen we leren van termen als Web 2.0, locative media en e-cultuur?

De Universiteit van Amsterdam in de herfst van 2006. Locatie Turfdraagsterpad in het hart van de stad, verborgen in een steegje achter het Rokin. Binnen doet alleen de witte kleur van de muren nog denken aan de voormalige kraamkliniek uit 1868 die het ooit was. De bedden zijn vervangen door rijen computers, waarvan de screensavers aritmisch over de schermen bewegen. In het midden van het lokaal staan tafels, met daarop laptops en al-een-heel-klein-beetje-smartphones. Welkom in het hoofdkwartier van de master Nieuwe Media.

Samen met een handjevol medeestudenten – een groep die later exponentieel zou groeien – ben ik net gestart met de master. Het is het jaar dat Nokia de telefoonmarkt nog domineert, Google in opkomst is en net de nieuwe Maps-app heeft gelanceerd, TomTom synoniem wordt voor navigatiesystemen, en blogs met behulp van WordPress en Blogger uit de grond schieten. Ik start een blog, twijfel om over te stappen van het inmiddels retro geworden Hotmail naar Gmail, koop een telefoon met camerafunctie.

Alles voelt nieuw, het web glimt, en cookiemeldingen zijn nog jaren van ons verwijderd. Walled gardens zijn nog in aanbouw, er zijn hooguit wat tuinhekjes. Op het grote presentatiescherm naast de deur is de eerste versie van het Masters of Media-weblog te zien: een groepsinitiatief om de snelle digitalisering aan het begin van het nieuwe millennium te duiden (zie: https://web.archive.org/web/20061029154018/http://mastersofmedia.hum.uva.nl/).

Waar komen termen vandaan?

Kijk ik nu terug op die periode, dan vind ik het interessant hoe bepaalde termen een tijdsbeeld weer kunnen oproepen. Net als dat muziek een decennium kan typeren, typeren termen als Web 2.0 en locative media het digitale tijdsbeeld aan het begin van het millennium. We hebben de termen gebruikt en na verloop van tijd hebben ze blijkbaar hun functie vervuld, want we gebruiken ze nu bijna niet meer – en als we ze gebruiken dan is het vooral om terug te kijken op deze periode.

Wat mij als schrijver interesseert is waar deze termen vandaan zijn gekomen, hoe de betekenis over tijd is veranderd, wat ze mogelijk hebben gemaakt, en door wie de term – en met welke redenen – is gebruikt. Locative media bijvoorbeeld was vooral een middel om, na openstelling van het gps-signaal in 2000, de opkomst van allerlei locatiegerelateerde mediatechnologie in de samenleving te duiden, te experimenteren met nieuwe toepassingen, en de gevolgen voor beleid te verkennen. Het is een term die niet door een grote groep eindgebruikers is overgenomen, en vooral aardde in academische-, lab- en kunstkringen. Het legde een basis voor experimenten met nieuwe technologie.

‘The term ‘locative media’ was coined by Karlis Kalnins as a “test-category” for processes and products coming from the Locative Media Lab. […] Locative media practices are inextricably connected to the research, development and availability of particular material devices, applications and services, as well as to the private and public policies and laws regulating their use.’ – Beschrijving van locative media door Anne Galloway en Matt Ward in https://www.leoalmanac.org/wp-content/uploads/2012/07/Locative-Media-As-Socialising-And-Spatializing-Practice-Learning-From-Archaeology-Leonardo-Electronic-Almanac.pdf.

Een ander voorbeeld: Web 2.0 stond voor de interactieve mogelijkheden van het internet, en is vergelijkbaar met wat we nu sociale media noemen. Waar locative media wat meer een niche-term bleef, werd Web 2.0 als marketingbuzzword breder gebruikt. Het stond voor de beweging van een Web 1.0 (het statische web) naar een Web 2.0 (het sociale web). Deze beweging werd vervolgens geduid en geanalyseerd in academische context.

Zowel Web 2.0 als locative media zijn opgekomen en grotendeels weer verdwenen uit een academisch- of marketingdiscours. En hoewel ze nu op de begraafplaats van de tijdelijke terminologie liggen, hebben ze niet gefaald. Ze zijn onderdeel geweest van een beweging, een transitie, een iteratie. Ze hebben in een bepaalde tijd een functie vervuld om, in de ruimte tussen een oude en nieuwe situatie, een gedeeld speelveld te creëren om te duiden, onderzoeken, bekritiseren, versnellen, bundelen en richting te geven.

Waarvoor iemand de term gebruikt en in welke context (onderzoek, marketing, beleid, et cetera) kan overigens afwijken van de intentie van de persoon of organisatie die de term bedacht heeft. Bedenk je een term, dan heb je geen monopolie op het gedeelde speelveld wat eruit voort kan komen. Want waar Web 2.0 door webdesigner Darcy DiNucci in 1999 is gecoined in ontwerpmagazine PRINT in de context van een vooruitblik en reflectie op de toekomst van webdesign en -ontwikkeling (de titel van het artikel is Fragmented Future, zie: http://darcyd.com/fragmented_future.pdf), werd het gepopulariseerd door Tim O’Reilly als een zakelijke revolutie, en in academische kring gebruikt om de ontwikkeling te duiden. Ook werd de term bekritiseerd, bijvoorbeeld door Andrew Keen in Cult of the Amateur (2007). Een term bedenken – of coinen – betekent dus niet dat je er eigenaar van bent.

‘Web 2.0 is the business revolution in the computer industry caused by the move to the internet as platform, and an attempt to understand the rules for success on that new platform. Chief among those rules is this: Build applications that harness network effects to get better the more people use them. (This is what I’ve elsewhere called “harnessing collective intelligence.”)’ – Beknopte definitie van Web 2.0 door Tim O’ Reilly van http://radar.oreilly.com/2006/12/web-20-compact-definition-tryi.html (10 december 2006).

De term als middel, niet als doel

Het duiden, definiëren en inzetten van termen is in de jaren na mijn afstuderen een rode draad in mijn werk geworden. Dat begon bij Virtueel Platform, het expertisecentrum voor e-cultuur. Enerzijds duidde Virtueel Platform e-cultuur door onderzoek, zoals in de publicatie Mapping E-culture: ‘E-culture is art and culture innovation, organised by platforms, and recognised by funders’ (zie: https://pure.uva.nl/ws/files/758996/75450_Mapping_ch02_intervRR.pdf). En anderzijds gaf Virtueel Platform richting door aan de hand van Best Practice-voorbeelden te laten zien wat e-cultuur is (zie: http://archief.virtueelplatform.nl/best-practice/set/uitgelicht/). De meerwaarde hiervan was dat uiteenlopende partijen die te maken hadden met dezelfde ontwikkeling (digitalisering van de cultuursector) van elkaar konden leren. E-cultuur creëerde een gedeeld, discplineoverstijgend speelveld voor uitwisseling van ervaringen, methodieken en inzichten, om de mogelijkheden van digitalisering in te zetten voor de creatieve sector.

Ter illustratie. Interesse in de loop der tijd voor de term ‘E-cultuur’. Bron: Google Trends. 100 = meeste interesse.

Realisme in het gebruik van een term is overigens belangrijk. Een gamedeveloper, ontwerper of kunstenaar zal zich geen e-cultuurmaker noemen, of – later in het geval van de creatieve industrie – creatief industrialist. En dat moet ook niet het doel zijn. En ook het vasthouden aan de term moet geen doel zijn. E-cultuur is inmiddels overgegaan ‘digitale cultuur’, een term die internationaal meer tractie kreeg. Ook rond die iets andere term wordt nog steeds zeer waardevol, disciplineoverstijgend werk verricht, en dat is uiteindelijk het doel. Een term is geen doel op zich, het is een middel. Het stelt in staat om vanuit verschillende invalshoeken een nieuw, disciplineoverstijgend vocabulaire te ontwikkelen – wat vervolgens een specifieke discipline weer kan voeden.

Dit betekent overigens niet dat een nieuwe term helemaal niet aan de basis kant staan van een nieuw werkveld, of een hernoeming van een bestaand werk- of academisch veld. Statisticus Jeff Wu pleitte in 1997 dat de beschrijving statistiek niet langer voldeed als term om zijn vakgebied aan te duiden (zie: http://www2.isye.gatech.edu/~jeffwu/presentations/datascience.pdf). In plaats daarvan zag hij data science als een term die beter recht deed aan het werken met statistiek, namelijk: 1) data collection; 2) data modeling and analysis; en 3) problem understanding/solving, decision making.

Twintig jaar later heb ik bij Amsterdam Data Science kunnen zien hoe waardevol deze herijking is geweest: data science brengt de kennis, expertise en kwaliteiten van uiteenlopende disciplines en organisaties bij elkaar om zo actuele thema’s en vraagstukken te onderzoeken. Uiteindelijk is data science niet zozeer de vervanging van statistiek geworden – het blijft nog steeds een vakgebied – maar heeft het gezorgd voor een herijking van wat statistiek in deze tijd is. Tegelijk zorgt de term data science voor nieuwe verbindingen met andere disciplines en thematiek.

Duiden en richting geven

Van elke term die ik heb aangestipt, heb ik het topje van de ijsberg behandeld – en er zijn er nog veel meer. Concluderend: wat ik heb geleerd van termen als Web 2.0, e-cultuur en locative media, is dat ze ten eerste een gedeeld speelveld kunnen creëren waar disciplineoverstijgende samenwerking kan ontstaan. Een term kan ontstaan vanuit een nieuw initiatief of project, maar kan ook ontstaan vanuit een reflectie op een actuele ontwikkeling zoals het voorbeeld van Web 2.0. Ten tweede kan een term richting bieden en beweging creëren. Doordat er binnen het speelveld duiding, onderzoek, kennisuitwisseling, samenwerking, project- en productontwikkeling plaatsvindt, beweegt het speelveld zich. Ook kritiek is een belangrijk onderdeel van een gedeeld speelveld.

Sinds 2006 heb ik veel nieuwe termen voorbij zien komen. Maar het zijn niet alleen nieuwe termen die om duiding en definitie vragen. Door digitalisering en mondiale uitdagingen staan termen die we decennia of zelfs al eeuwen als gegeven beschouwen soms op losse schroeven.

Wat is een ‘bibliotheek’ als kennis op elk scherm beschikbaar is? Wat verstaan we onder een ‘park’ als steden uitgroeien tot metropolen? Wat is ‘communicatie’ in een genetwerkte organisatie waarin iedereen intern en extern verbonden is? In deze gevallen gaat het niet om definiëren wat nog niet gedefinieerd is, maar om het herijken van de definitie – en de oude functie en waarde heruitvinden voor de nieuwe, gedigitaliseerde en complexe tijd.

Hoe kunnen we disciplineoverstijgende samenwerkingen vormgeven?

Mijn werk speelt zich af in de ruimte tussen disciplines, en in de tijd tussen oude en nieuwe definities. Om mijn praktijk te verdiepen en ervaringen die ik opdoe te bundelen, start ik met deze post een nieuw initiatief op mijn website. Een onderzoek naar het vormgeven en ontwikkelen van disciplineoverstijgende samenwerkingen en gedeelde speelvelden, vanuit mijn eigen praktijk als schrijver.

Het doel: inhoudelijke verdieping en kennis uitwisselen. Verwacht inzichten, voorbeelden, inspiratie, ideeën, schetsen, methodieken, workflows en creatieve processen. Soms kort, soms lang. Soms uitgewerkt, soms schetsmatig. Een notitieblok dat me helpt om inzichten op te slaan en hergebruiken. En door het te delen hoop ik dat het jou helpt om waardevolle ideeën om te zetten in richtinggevende initiatieven.

Twan Eikelenboom, januari 2021

Volg mijn posts op https://www.twaneikelenboom.nl/onderzoek/ of https://www.linkedin.com/in/txtwan. Tips, ideeën of aanscherpingen naar aanleiding van deze post? Laat het mij graag weten. Ook als je wilt samenwerken of ideeën uitwisselen: ik kom graag met je in contact.